Once upon a time in the west
Dertig uur na vertrek op Schiphol, sta ik in het schemerdonker in de stromende regen in een wachtrij. Overbodig om te zeggen, maar ik heb me wel eens fitter gevoeld. Gelukkig is dit afzien voor een goed doel: om je aan te melden op de legendarische klimmerscamping Camp 4 in Yosemite, moet je vanwege het beperkt aantal tentplaatsen extreem vroeg in de rij gaan staan. En je tentje op Camp 4 zetten is een van de weinige leuke en goedkope manieren om in het mooie Yosemite te verblijven. Voor de ca. 40 plaatsen die dagelijks vrij komen zijn veel gegadigden en ze worden uitgedeeld volgens het principe first come, first served. Dus sta ik hier in een rij van doorweekte Scandinaviërs, Oostenrijkers en Japanners, die allemaal een plek hopen te bemachtigen. De prima weersvoorspellingen voor de komende week houden er bij iedereen de stemming wel in!
Met een zwaar hoofd en in regenkleding gehuld verkennen we die dag te voet het dal van het Nationale Park. Indrukwekkend, vanuit het vlakke Hollandse land rechtstreeks in dit mekka der rotsklimmen. De immense wanden aan alle kanten laten je duizelen. Op een aantal van deze wanden klom ik in 2012 al eens routes, waaronder een mislukte ‘fast & light’ poging op de Nose, en bijvoorbeeld de routes Astroman en Free Blast. Ik kon niet wachten om weer eens terug te gaan. En het kwam zo uit dat het deze keer niet is om moeilijkere of lange routes te klimmen (dat komt de volgende keer wel weer), maar juist om een paar ongecompliceerde routes te klimmen en vooral te genieten van de natuur.
Het graniet in Yosemite is van hoge kwaliteit, al is het vaak wel iets minder ruw dan bv. Chamonix. Plaatsingen met cams zijn bomvast te noemen en het voelt daarom allemaal erg safe, naast het feit dat in veel van de routes standplaatsen met boorhaken geplaatst zijn. In het dal, rond de asfaltwegen, waan je je in een pretpark van toeristen, maar net daarbuiten is de natuur wild en rauw en kom je buiten de bekende wandelpaden naar de enorme watervallen bijna niemand meer tegen. Heerlijk!
De dag na onze aankomst is het eindelijk mooi weer en beginnen we met een leuke inklimmer, de route After Six (5.7, 200m) op de net droge Manure Pile Butress, een klein wandje in de buurt van El Capitan. Bovenop krijg ik al een idee waar we de volgende dag heen kunnen gaan: aan de overkant kijken de Lower en Higher Cathedrale Spires uit over de vallei. Op de lagere heb ik al gestaan, maar op z’n grotere broer niet. Dat gaat ‘m worden!
Een stevige wandeling leidt de volgende dag naar de voet van de grootste vrijstaande rotspunt van Noord-Amerika, de Higher Cathedral Spire. We zijn helemaal alleen en de natuur is overweldigend. Ik kan me goed voorstellen dat John Muir, de Schotse ontdekkingsreiziger die in de 19e eeuw zorgde voor bescherming van natuurgebieden zoals deze, hier het avontuur vond wat hij zocht. Oude zwart-wit platen van deze man, poserend met hipsterbaard, staan me helder voor de geest en onderweg naar boven denk ik aan hoe het in die tijd moet zijn geweest op deze plek..
De instap van de route is makkelijk te vinden en zodra ik het touw aan mijn gordel heb geknoopt, mijn handen in het magnesium heb gestoken en de cams netjes geordend aan de gordel heb gehangen begint het genieten: 6 lengtes, met maximale graad 5.9. Niet moeilijk, wel één lengte even goed concentreren in een traverse. Met een klein rugzakje op klim ik vooruit. Er moeten een paar pittige pasjes worden gemaakt, maar het gaat gelukkig prima. Op de top, een plateau van zo’n 100 m² wacht een geweldig uitzicht op El Capitan aan de overkant, waar we in de warme Californische middagzon van genieten.
De wekker staat vroeg de dag erna, want de legendarische Half Dome is onze bestemming. We kiezen een route uit waarbij je weinig tot niet je handen hoeft te verklemmen in spleten. Snake Dike (5.7 R, 300m) op de westwand van Half Dome is een voorbeeld van zo’n route. Uitdagend vanwege de flinke afstanden tussen de zekeringen (vandaar ook de letter ‘R’ in de waardering, wat staat voor ‘runout’). Maar vooral één groot avontuur: vanuit het dal moet er eerst zo’n 1.300 hoogtemeters (10 horizontale km’s) worden overwonnen, dan zo’n 8 lengtes ‘echt’ klimmen gevolgd door een paar honderd meter lopende zekering. De afdaling bedraagt dan nog 15 kilometer, eerst afklimmen en dan teruglopen. De topo zegt over Snake Dike: ‘The dramatic setting, combined with clean and exposed climbing, makes Snake Dike one of the most glorious moderate climbs on the planet’. Na de klim gedaan te hebben, kan ik niet anders dan dit beamen. Wat een enorm mooie dag! In alle rust lopen we in de ochtendschemering de Mist trail en John Muir trail omhoog, nemen een shortcut onder de enorme granietpukkel Liberty Cap door, en genieten van het heerlijk geurende dennenbos wat langzaam overgaat in schaars begroeid middelgebergte terrein. Om de instap te bereiken, moet er nog wat geklauterd worden, en in de eerste warmte van de zon trekken we de gordel aan. De eerste lengte moeten we ons best doen, met een paar wrijvingspasjes die ik moeilijker vond dan verwacht. Afgeleid door een glinsterende haak die me als een zingende sirene in de tweede lengte naar zich toe trekt, klim ik deze te ver naar rechts. Met als gevolg dat ik met flinke haakafstanden een listige plaat moet klimmen om bij de verlossende (goede) standplaats uit te komen.
Daarna wordt het veel makkelijker. Het middelste deel van de route volgt de enorme rots-slang over de wand, waar soms stukken van 30 meter niet af te zekeren zijn. Ik geniet er intens van en ben blij dat het hier geen hakenparadijs geworden is, zodat het avontuurlijke karakter van deze klim behouden is gebleven. Op een gegeven moment zijn de standplaatsen op en zijn er weer spleten in het graniet te vinden om zelf af te zekeren. Langzaam vlakt de hellingshoek af en gaan we over op lopende zekering. De top is een prachtig moment: Yosemite en het besneeuwde Tuolomne Meadows strekken zich onder ons uit.. Het waait, maar net niet hard genoeg om het koud te krijgen en de meegebrachte energiereepjes glijden als zoete koek naar binnen.
De weg naar beneden verloopt via de Half Dome wandelroute, maar de houten treden op het bovenste deel zijn al weg gehaald voor de naderende winter. Voorzichtig laten we ons aan de staalkabels over de steile platen zakken. Het zal niet de eerste keer zijn dat hier een ernstig ongeluk gebeurt.. Daarna volgt een lange verstilde wandeling en als het pikkedonker is zijn we weer in Curry Village, downtown Yosemite. Vette pizza tussen (net zo vette) Amerikanen is even wennen, maar welverdiend!
Na dit avontuur klimmen we nog een aantal kortere routes (zoals in de sector Five Open Books, een toegankelijk trad gebied dichtbij Camp 4). Onderweg naar onze volgende bestemming, aan de andere kant van de Sierra Nevada, overnachten we in de auto op de 3.000 meter hoge Tioga pas, gelegen in het wilde Tuolomne Meadows. Er ligt hier in dit jaargetijde al veel sneeuw en het is er koud. We koken naast de auto en omdat er geen bear box in de buurt is staan de pannetjes en ons eten voorin de auto. We mogen onszelf gelukkig prijzen dat onze nachtrust niet door een hongerige beer wordt verstoord die nacht..
Vanaf de pas rijden we door naar het woestijnlandschap van Bishop, een van de boulder-mekka’s van Noord-Amerika. Bishop is het decor voor een western-film moderne stijl. Alleen zijn de paarden ingeruild voor auto’s. Met zo’n 3.500 inwoners is het niets meer dan een stipje op de kaart. Slapen doen we slapen voor 2 dollar per nacht op een prachtige camping met wijds uitzicht op de besneeuwde toppen van de Sierra Nevada. Op iedere plek is een vuurbak te vinden, waar je je ’s avonds als het koud is je crashpad tegenaan schuift om je te warmen aan het kampvuur. Vanuit de auto fungeert Jimi Hendrix als soundtrack van deze ontspannen setting.
De eerste twee dagen boulderen we in het ‘Happy Boulders’ gebied, waar de rots nog enigszins vriendelijk is voor de huid. Op sleeptouw genomen door Daniel en Melanie, twee Bishop locals die we de eerste dag ontmoeten, klimmen we een aantal klassiekers in de range 4 t/m 7A. Ook klim ik m’n eerste ‘highball’ (=hele hoge boulder). Na een rustdag en een dag sportklimmen in Owen River Gorge, bezoeken we met Daniel, Melanie en hun vrienden de prachtige gebieden ‘Buttermilks’ en de ‘Druid stones’. Wat me het meest bij gebleven is, is de beklimming van de hoogste boulder van de Buttermilks, de 13 meter hoge Grandpa Peabody boulder. Weliswaar via de makkelijkste route, maar dat is niet gek op dit enorme blok met bekende boulders zoals Ambrosia (8A), Evilution (8A+) en Lucid Dreaming (8C).
Na een week Bishop is de huid geruïneerd. Onze vingers willen niets liever dan rust. Reinheid en regelmaat? Nee dat niet, op naar sin city Las Vegas dus! Alhoewel, liever naar het beroemde National Park Red Rocks, wat direct naast de stad ligt. Red Rocks is een zansteengebergte, met prachtige rode, gele en bruin gekleurde rotsformaties. Jaarlijks rijden meer dan een miljoen mensen de zogenaamde ‘scenic loop’, de eenrichtingsweg van ruim 20 kilometer die door het park slingert. Voor klimmers is het hier een Walhalla, er is van alles te doen. Van sportklimmen tot boulderen en zelfs lange trad routes. Wij beginnen met het eerste. Het sportklimmen is lekker ontspannen. Prima behaakt, vriendelijk voor de vingers, en zonder de drukte die ‘ons eigen’ Berdorf zo typeert.
We vermaken ons een aantal dagen met relaxed sportklimmen, en op de dag dat al het materiaal klaar ligt om de trad route Adventure Punks te proberen, begint het helaas te regenen..
De tijd begint te tikken, onze reis is bijna weer voorbij. Via highway 1 rijden we via surfsteden Big Sur en Santa Cruz in een paar dagen terug naar San Francisco. Deze route is echt een aanrader, de kust is ruig en afwisselend en de huizen en dorpjes zijn zo anders dan je in het binnenland tegenkomt. Het woord pittoresk is hier uitgevonden. Een mooie afsluiter van drie weken west-Amerika. En omdat we nog steeds veel te weinig gezien hebben, weten we zeker dat we hier terug gaan komen!
Tips:
- Huur geen camper maar een minivan, dat is veel goedkoper. Wij hadden een Dodge Gran Caravan, groot genoeg voor een riant tweepersoonsbed achterin.
- Huur ter plekke een crashpad. Meenemen in het vliegtuig is vaak erg duur en onhandig.
- Als je sportklimmen en multipitch/trad klimmen wil combineren, er zijn vaak genoeg route mogelijkheden waar je geen dubbeltouw voor nodig hebt. Wij namen alleen een (70 meter) sportklimtouw mee en hadden genoeg opties. Een dubbele set cams en genoeg verlengbare setjes zijn vaak wel gewenst.
No Comments